De historische kern van Barcelona met de kathedraal, een indrukwekkende reeks gotische herenhuizen, fraaie binnenhoven, een doolhof aan stegen, kleine bars en cafés. Van dit alles kun je in maart en november meer genieten dan in juli en augustus, wanneer de cruiseschepen elke dag weer zevenduizend passagiers op de stad loslaten – en daar komen dan ook nog ‘een paar’ vliegtoeristen bij …
Als hun ouders te lang blijven ontbijten in de bars van de binnenstad, is de straat een prima speelplaats. Auto’s rijden er hier nauwelijks bij de kathedraal.
Als de bouwwijze van kerken nederigheid, waardigheid en tegelijkertijd feestelijkheid uitdrukken, vind ik dat heel aantrekkelijk. Dat kan net zo goed gelden voor grote kerken als de Sagrada Família of de Santa Maria del Mar als voor kleine kloosterkerken of kapellen. In de kathedraal van Barcelona voel ik dat echter niet zo. De machtigheid en kolossaliteit zijn hier bepalend en niet erg uitnodigend. In 1298 begonnen de bouwwerkzaamdeden aan de Catedral La Seu (‘de bisschopszetel’). Tot de 14e eeuw bezat zij een gotisch schip met typerende, door spitsbogen gedragen gewelven. Geheel klaar was het gebouw pas in 1890. In de richting van de Carrer Pietat ligt een kleine kruisgang (claustre) met een idyllische palmentuin, waar een paar ganzen lopen te snateren. Het interieur van de kathedraal bestaat uit drie gewelfde schepen en 29 zijkapellen. De kathedraal is in veel opzichten een demonstratie van Catalaanse en Spaanse macht en geldingsdrang. zo herinnert het beeld van Crist de Lepanto in de Capella del Santíssim aan de grote zeeslag van 1571. Het beeld zou bij de zeeslag aanwezig zijn geweest en hebben meegeholpen om de Europese hegemonie in de Middellandse Zee te handhaven tegen de Turken. Met de lift bij de Porta de Sant Iu kun je naar de mooie uitzichtsterrassen. In de crypte (Cripta de Santa Eulàlia) bewaart een marmeren sarcofaag de stoffelijke resten van de schutspatroon van de stad Barcelona.
Het voorplein van de kathedraal wordt aan de zuidzijde afgesloten door het Casa de l’Ardiaca , het huis van de aartsdeken. Het uit de 12e eeuw stammende gebouw huisvest tegenwoordig het stadsarchief. Het binnenhof is een typisch gotische patio – een juweeltje met kleine tuinen, stenen trappen en een galerij. Mochten grote eters zich afvragen of er van tapas ook grotere varianten bestaan: raciónes (porties) kunnen groenten, vis of worst bevatten en kunnen vanwege de hoeveelheid prima als tussendoormaaltijd dienen.
De grote Plaça Nova voor de kathedraal draagt die naam al sinds 1356, hoewel je inmiddels nauwelijks nog van ‘nieuw’ kunt spreken. De hier gehouden kerstmarkt is niet zo groot als in Duitsland. En op zondag treffen traditiebewuste Catalanen elkaar hier rond 13 uur, om de volksdans sardana te dansen. Daarna gaat men aan tafel en genieten ook de nationalistische Catalanen van de heerlijke niet-Catalaanse gerechten uit de keuken van de Baskische tapasbar Bilbao Berria . Aan de Plaça Nova ligt ook de Architectenschool Col.legi d’Arquitectes , die een groot Picasso-fries aan de voorgeve heeftl. In de kelder trekt designshop La Capell veel bezoekers met zijn kekke accessoires.
Kleiner en fijner: Plaça Felip Neri en Museum Marès
Via de Carrer del Bisbe en de Carrer de Montjuïc loop je vanaf de kathedraal snel naar de verborgen gelegen Plaça de Sant Felip Neri . Het meestal verlaten kleine plein was de bestemming van Antoni Gaudí’s dagelijkse avondwandelingen. Op weg daarnaartoe werd hij in juni 1926 door een tram aangereden en dodelijk verwond. Aan het afgelegen en stille plein is geen bar of terrasje te vinden. Oeroud plaveisel, een paar bomen, een kleine fontein, de kerk Sant Felip Neri – dat is alles. Het doet betoverend en vredig aan, ondanks de kogelgaten uit de Spaanse burgeroorlog die vandaag de dag nog steeds zichtbaar zijn in de kerkmuur. Hiervandaan is het maar een paar meter naar het Museu Frederic Marès . De groene binnenplaats daarvan is een van de mooiste patio’s van de stad. Het museum biedt met een grote ‘sentimentele collectie’ een kijkje in de levens van de welgestelden in Eixample, oftewel de mensen die hun huizen konden laten bouwen door Gaudí & Co. De Plaça Felip Neri is een van de plaatsen van handeling in Carlos Ruiz Zafóns bestseller ‘De schaduw van de wind’. Het plein ligt gelukkig enigszins afgelegen van de grote toeristenstromen, waardoor het nog betovert. Een klein zomeravondconcert tegen de romantische achtergrond van de Plaça del Rei is een van de mooiste dingen die je in Barcelona kunt beleven (www.barcelonaturisme.com).
Regeringszetel – van de Plaça del Rei naar de Plaça Sant Jaume
Het gotische koningspaleis vormt samen met de kerk, uitzichtstoren, feestzaal Saló del Tinell en het naastgelegen Palau del Lloctinent (‘Paleis van de Vertegenwoordigers’) een imposant ensemble, dat de Plaça del Rei omringt. Dit is precies de juiste plek voor het Museu d’Historia de la Ciutat . Het museum voor stadsgeschiedenis, met onderaardse restanten van de Romeinse nederzetting, is onderdeel van het complex. Hoogtepunt van het museum is het Palau Reial. Het middeleeuwse machtscentrum van Barcelona geldt als het paradepaardje van de Catalaanse gotiek. Tussen de 12e en 16e eeuw resideerden hier eerst de graven en later de koningen van het opkomende Catalonië. De kleine steeg Baixada Llibreteria leidt naar de Plaça Sant Jaume. Hier worden in de Cereria Subirà sinds 1761 kaarsen en andere religieuze voorwerpen verkocht. Iets verderop is het even opletten bij huisnummer 16 om het piepkleine Mesón del Café niet over het hoofd te zien. Met tien of twaalf gasten is dit unieke tentje vol. En de barman vertelt aan iedereen die het maar horen wil dat de op een verhoging geplaatste koffiemachine de oudste in heel Barcelona is.
Zelfs nog in de jaren 60 en 70, terwijl de jeugd van Europa tegen de duffe burgerlijke conventies in opstand kwam, konden boetelingen in de Cereria Subirà en andere religieuze winkels in Barcelona boetegordels en andere religieuze voorwerpen ter zelfkastijding aanschaffen.
De Plaça de Sant Jaume kent een eeuwenlange geschiedenis. Als forum was het plein rond het begin van de jaartelling het hart van de Romeinse nederzetting Barcino. Tweeduizend jaar later, op 22 juli 1936, verkondigde het hoofd van de Catalaanse regering Lluís Companys vanaf het balkon van de Generalitat dat de strijd tegen de militairen en hun staatsgreep was gewonnen. Dit zou korte tijd later een bittere tegenvaller blijken. Toen de Catelaanse president Josep Tarradellas in 1977 uit ballingschap naar Barcelona terugkeerde, riep hij vanaf deze plek de menigte zijn ‘Ja sóc aquí’ (lett. ‘Ik ben er weer’) toe. Na de dood van Franco leidde zijn kreet de eerste stappen op weg naar democratie in. Op ditzelfde balkon laten ook de cracks van FC Barcelona zich toejuichen. En als er niets te vieren valt, wordt hier verslag gedaan van de politieke demonstraties. In het Ajuntament (gemeentehuis) – dat recht tegenover het regeringsgebouw staat – heeft sinds juni 2015 burgemeester Ada Colau het voor het zeggen. Als hoofd van het linkse protestverbond ‘En Comú’ werd zij voor het ambt gekozen. Dat sinds januari 2016 met Carles Puigdemont Catalonië nu ook een minister-president heeft die een voorvechter van de Catalaanse autonomie is, wekt de verwachting dat er spannende tijden aanbreken voor Barcelona en de Catalaanse politiek.
De grootste keuze aan boeken met het thema Barcelona en met veel titels in verschillende talen vind je in de bij het gemeentehuis horende winkel Sala Ciutat . De kleine Carrer Dagueria naast het gemeentehuis leidt in de richting van de haven. Op huisnummer 16 zit een zeer populaire kaaswinkel, de Formatgeria La Seu.